St. Elisabethsmolen Nunhem 2007 2016
VOOR 1800 De molen van Roggel In 1278 kreeg het klooster St. Elisabethsdal van Willem van Horn toestemming de watermolen van Roggel op de plaats ‘Wiere’ af te breken en tegenover het klooster op de Leubeek weer op te bouwen. Het Elisabethsdal had waarschijnlijk kort na de stichting in 1240 de molen in bezit gekregen, maar was jaarlijks cijns verschuldigd aan de heer van Horn. In 1416 schenkt de heer van Horn vreemd genoeg opnieuw de molen aan het Sint Elisabethsdal tegen een jaarlijk cijns. Deze overeenkomst wordt vastgelegd in een charter uit dat jaar waarbij vermeld wordt ‘dat het hele dorp Roggel sal malen op dye moelen’. Molenban De Elisabethsmolen was een banmolen, d.w.z. dat de omwonenden, in dit geval de Roggelnaren, gedwongen waren hun graan op deze molen te laten malen. De molenban werd opgeheven toen de Fransen het klooster in 1796 in bezit namen, maar in de eeuwen daarvoor waren er voortdurend conflicten over de ban. In de loop der tijd ontkenden de Roggelnaren dat er een ban bestond, sommigen lieten hun graan liever op de Leumolen malen. Het St. Elisabethsdal diepte het charter uit 1416 op om te bewijzen dat de maalplicht ooit vastgelegd was, maar er werd getwijfeld aan de echtheid van het document. Molenaars Twee molenaars uit de middeleeuwen zijn met naam bekend uit oude akten. In 1342 deden de kinderen van wijlen molenaar Heyn afstand van hun rechten ten gunste van molenaar Vastraet. De eerstvolgende molenaar die bekend is, heette Jan Vermeulen en hij betaalde in 1617 nog dezelfde pacht als drie eeuwen daarvoor: twintig malder rogge per jaar. Het geslacht Vermeulen bleef ruim anderhalve eeuw op de molen, en claimde in de 18e eeuw het eigendomsrecht wat vele processen tot gevolg had. In 1792 had het klooster voor de periode van twaalf jaar een pachtcontract gesloten met de weduwe Clephas Janssen die ook de Leumolen in pacht had.
2010 NA 1800 Waarde Evenals de Leumolen werd de St. Elisabethsmolen door de Fransen in 1796 onteigend en verkocht door middel van een openbare verkoop. In 1840 wordt de watermolen opgetrokken in steen. De molen, een graan-, zaag- en oliemolen, wordt dan groter dan de Leumolen. Het belastbaar inkomen van de St. Elisabethsmolen werd in 1843 op 250 gulden en die van de Leumolen op 130 gulden geschat. In 1844 brandde de molen af door brandstichting maar werd snel weer herbouwd. In 1875 volgde een uitbreiding van het gebouw bij de molen, het totaal omvatte een watermolen, een woonhuis en een boerderij. In de jaren 1908 en 1909 werd het complex met landbouwschuren verder uitgebreid en kreeg de molen het aanzien van een boerderijmolen. Het houten waterrad en de houten as werden bij die gelegenheid vervangen door ijzeren constructies.
Kadasterkaart uit 1811-1832. Links van het midden het klooster St. Elisabeths(dal), rechts, aan de weg naar Roggel, de watermolen. Opvallend is de grote molenkolk (tekst toegevoegd) achter de Elisabethsmolen.
de watermolen ingetekend voor Provinciale Waterstaat in 1858
Pachters Rond 1800 pachtte de familie Clephas zowel de Leumolen als de Elisabethsmolen (zie www.leumolen.nl). Ten tijde van de brand in 1844 was de molenaar J.M. Heckers, via moederskant telg uit de Clephas-familie. Het gaat om Mathis Heckers (1799-18xx), zoon van Elisabeth Cleophas. Hij en zijn vrouw Maria Catharina van Ass krijgen een dochter in 1843. Op 31 maart 1856 wordt een inboedel op de watermolen geveild, steeds een teken van vertrek, overlijden of faillissement. Deze veiling wordt gedaan ‘ten verzoeke van Gertrudis Truijen’. In het openbaar en tegen crediet wordt aangeboden:
Boedelveiling van molenaar,
olieslager, boer, imker en herbergier Johannes Brackers of Joannes Braekers (1807-1868) is de nieuwe molenaar. Het gaat hem niet goed. In 1856, het jaar van zijn aantreden, overlijdt zijn vrouw en hij blijft achter met twee jonge kinderen. In 1863 sterft zijn tien jaar oude zoon. Een oproep in de krant van 15 augustus 1868 laat zien dat ook hij niet heel oud geworden is: Eerder was have en goed al geveild, op 27 mei 1868 had de verkoop plaats gehad ‘ten verzoeke der voogden van het minderjarig kind van wijlen Joannes Braekers’. Aangeboden werd:
Niet alles wordt verkocht. In een advertentie waarin een tweede veiling op 28 junij aangekondigd wordt, staat nog steeds o.a. 1 dragende koe, herberggerief en 6 veeren bedden te koop. In de namiddag zal in het Veld nabij St. Elisabethsmolen te veld staande rogge, haver, even, boekweit, aardappelen, zomerzaad en boonen eener oppervlakte van 14 bunder verkocht worden. Onder deze advertentie staat de aankondiging dat Renier Joseph Snijders te Beegden in zijn taphuis aldaar, zijn meubelen en te velde staande tarwe en rogge verkoopt. Dat blijkt geen toeval, want in 1873 en 1882 kondigde hij als molenaar op St. Elisabeth, Nunhem prijsbeugelwedstijden aan. Renier Snijders was de opvolger van Joannes Braekers.
Een greep in de kas Een bericht van 16 maart 1897, bestaande uit één lange zin: Door de marechaussées van de brigade Heythuizen, werd heden alhier in de gevangenis gebracht J.C., oud circa 16 jaar, wonende bij zijne ouders te Ophoven-Roggel, verdacht van diefstal van geld uit de toonbanklade in de herberg en ten nadeele van de kinderen J., molenaars te St, Elisabeth, gemeente Nunhem, op 9 dezer, welk geld op den molen door den knecht bij visitatie op hem werd bevonden, zijnde een 20 markstuk, 1 thaler en een Rijksdaalder, De kinderen J. zijn de kinderen Jeuken. Een Jeuken runde de herberg op of aan St. Elisabeth, hij wordt al in 1890 als zodanig genoemd. Eerekruis “Pro Ecclesia et Pontifice Januari 1904 blijkt Winand Jeuken, in 1902 getrouwd met Marie Peeters, pachter. In zijn herberg, in 1914 café Jeuken genoemd, werden houtverkopingen gehouden. Ook fokte hij, in 1915 won hij de 3e prijs bij een stierenkeuring in Roermond. Winand Jeuken was de pachter van de boerderij met watermolen, maar hij werd niet aangeduid als molenaar. Blijkens advertenties huurde hij molenaars in. Jan Winkelmolen die in 1906 molenaar / eigenaar werd van de Nunhemermolen en in 1918 van de Aurora in Baexem, leerde malen op de Elisabethsmolen. Winand zou tot Pasen 1936 blijven hoewel hij liever een jaar eerder gestopt was, gezien de advertenties voor een nieuwe pachter. Mei 1934 ontving hij een pauselijke onderscheiding: het Eerekruis ‘Pro Ecclesia et Pontifice’ voor het vijftig jaar uitoefenen “van het ambt Kerkmeester der Sint Servatiuskerk, terwijl hij in al dien tijd zoo goed als nooit op een vergadering van ’t Kerkbestuur heeft ontbroken. Bovendien was Jeuken lid van de Gemeenteraad, voorzitter der R.K. Kiesvereeniging, lid van ;t Schoolbestuur en lid van ’t R.K. Armenbestuur, welke functies hij alle met evenveen toewijding en tact vervulde.” Eind 1937 overleed Winand Jeuken 72 jaar oud “na een langdurig en geduldig verdragen lijden”. In de rouwadvertentie wordt hij dierbare Echtgenoot, Broeder, Zwager, Oom en Behuwdoom genoemd, geen Vader. Als voorzitter van de R.K. Staatspartij wordt hij herdacht door de waarnemend voorzitter, “waarna de vergadering een gebed stortte voor zijne zielerust.”
Molenslachtoffer P.M.H. Scheres volgde Winand Jeuken op. Juni 1936, in het jaar van zijn aantreden, stelt hij zich voor middels een advertentie:
Scheres raakte februari 1942 bij een poging ijs los te hakken bekneld tussen het waterrad en de muur. Hij overleed aan zijn verwondingen en liet een vrouw met tien kinderen achter.
WO II In de nadagen van 1944 trokken de Duitsers zich terug uit zuidelijk Nederland. Ze hadden de opdracht dat wat van nut kon zijn voor de geallieerden zoals bruggen, molens en kerktorens op te blazen. In de Elisabethsmolen lag munitie opgeslagen en de watermolen ging mee de lucht in toen een zware lading bij de brug aan de kant van de molen tot ontploffing werd gebracht. Andere getuigenissen spreken van het tot ontploffing brengen van de munitie in de molen. Naschrift: mei 2016 bezocht een Leudaller (86) met de nationale molendagen de Leumolen. Hij vertelde wat er destijds gebeurd was: Het verzet had in de molen munitie opgeslagen en dat was verraden aan de Duitsers. Zij bliezen de zaak op. Pas maanden later is de brug opgeblazen.
2008
2010
2016
Begin maart 2013 werd bekend gemaakt dat de gemeente Leudal 160.000 euro subsidie ontvangt om met behulp van waterkracht stroom op te wekken bij de Elisabethsmolen. Daartoe zal er een waterrad met turbine geplaatst worden. De insteek is om met de opbrengst een tiental huishoudens van elektriciteit te kunnen voorzien. Het gemiddelde jaarverbruik van tien huishoudens bedraagt ongeveer 40.000 kWh, dat vraagt van de watermolen een dagelijks rendement van 110 kWh, per uur ongeveer 4,5 als het waterrad 24 uur per etmaal draait. Een reëel scenario. Naschrift: In 2015 werd de waterkrachtcentrale in gebruik genomen, na het overwinnen van enige kinderziektes was in 2016 de opbrengst 51.000 kWh. Renovatie In 2014 is de renovatie van de Elisabetsmolen van start gegaan. Van de website van de gemeente: Er wordt een geheel nieuw sluiswerk en een nieuw houten schoepenrad geplaatst dat gekoppeld is aan een generator die stroom opwekt. De turbine wekt ongeveer 53.000 kWh stroom op, dat is voldoende voor circa 15 huishoudens. De opbrengst van de elektriciteit wordt ingezet voor het beheer en onderhoud van de molen én ook voor het organiseren van educatie over de molen en de energieopwekking. Verder komt er een dak boven om de molen en de installatie te beschermen tegen weersinvloeden. De watermolen wordt daarmee een nieuwe toeristisch-educatieve trekpleister voor het Leudal. Operationeel Na een restauratie van de fundamenten en muren is een nieuw waterrad en generator geplaatst. Op 12 juni 2015 is de molen officieel in gebruik genomen. De opgewekte elektriciteit wordt geleverd aan de naastgelegen Elisabethshof en aan het net.
2016 Ansichtkaarten
1980
1964
1969, het restant van de molenboerderij,
met een dafje (daffodil)
1963, links het restant van de molenboerderij, rechts
(achter de brug) het restant van de molen het tussenliggende gedeelte is in 1944 weggeslagen
1927: “Een fraaie foto van den watermolen “St.
Elisabeth” te Nunhem. Op deze kiek kan men goed zien met welke woeste
kracht het water zich een weg baant.” |