de Bedelaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 de uilentoren uit 1937

 

 

 

 

Landgoed de Bedelaar

 

Het landgoed ‘de Bedelaar’ dankt haar naam aan een legende:

Ooit stond er het kasteel van Heytse. Op kerstavond, toen er uitbundig feest gevierd werd, klopte een bedelaar aan in de hoop op een aalmoes en een schuilplaats. Hij werd bot en hardhandig de poort gewezen waarop de bedelaar een vervloeking uitsprak. Die nacht, toen de klok twaalve sloeg, werd het kasteel door de aarde verzwolgen. Op de plek ligt nu het ven ‘de Grote Bedelaar’.

 

Het landgoed heeft bekendheid gekregen door zijn fameuze bewoner en ‘maker’ Eugène Dubois.

 

 

Het portret dat de Universiteit van Amsterdam in 1928 liet vervaardigen naar aanleiding van  Dubois'

zeventigste verjaardag

 

 

 

   

 

Eugène Dubois

 

‘the man who found the missing link’

 

Dubois, zoon van een apotheker en burgemeester, werd in 1858 geboren te Eijsden, Zuid-Limburg. Al vroeg werd hij gepakt door de natuur in brede zin: zowel fossielen, de geologie, de botanische wereld als het fenomeen mens trok zijn belangstelling. Hij studeerde geneeskunde en vertrok als legerarts naar Indonesië, met de bedoeling op zoek te gaan naar de schakel tussen mens en aap. Er werd gevonden wat hij zocht: de vijftig dwangarbeiders die opgravingen voor hem verrichten, vonden op Java in 1891 en 1892 o.a. een kies, een dijbeen en een aapachtig schedeldak met menselijke trekken. Dubois noemde de nieuwe primitieve mens Pithecanthropus erectus: de rechtopgaande aapmens.

 

       

                       

                                       

 

                              De Solo-rivier bij Trinil op Java waar het schedelkapje en een kies zijn gevonden (Foto: Eugène Dubois)

 

    

 

 

Piet

 

Links een door Dubois vervaardigde reconstructie van zijn Pithecanthropus erectus, bijgenaamd Piet of Pietje. Dubois maakte hem voor de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1900. Op de tentoonstelling had Piet een lendedoek om.

 

Bij het maken is de grootste aandacht uitgegaan naar het hoofd. Voor de rest van het lichaam stond voornamelijk zijn zoon model. Het gereedschap dat de figuur in de handen houdt moet het mens-zijn bewijzen van Pithecanthropus.

 

In de wetenschappelijke wereld werd zijn ontdekking met grote reserve ontvangen en ontgoocheld trok hij zich terug.

Teleurgesteld zocht hij vanaf 1906 geregeld toevlucht op zijn buitenverblijf ‘de Bedelaar’, het landgoed dat hij stukje bij beetje kocht. Dubois pendelde tussen de Bedelaar in Haelen en Amsterdam, waar hij als hoogleraar mineralogie en kristallografie doceerde, en Haarlem, waar hij conservator van het Teylers Museum was.

 

De resten van de Pithecanthropus bewaarde Dubois angstvallig in een brandkast op zijn werkkamer in Haarlem. Maar de staat eiste ze in 1923 op. Gewapend met een pistool en met twee begeleiders leverde Dubois ze af in Leiden. De fossielen bevinden zich nog steeds aldaar in museum Naturalis.

 

In 1937 vestigde Dubois zich permanent op het landgoed de Bedelaar, waar hij in 1940 overlijdt.

 

 

 

 

De niet gelovige Dubois mocht niet begraven worden in de gewijde grond bij de kerk van Haelen en hij werd ter aarde besteld in Venlo. Op zijn grafsteen prijken het schedelkapje en het dubbeluitgevoerde dijbeen als een piratenvlag. Achteraf geldt Dubois als de ontdekker van Homo erectus, een belangrijke schakel in de menselijke evolutie. Hij heeft daarmee een prominente plaats in de geschiedenisboeken verworven.

 

       

 

                                                                                            

 

Het landgoed

 

Dubois raakte in 1902 geïnteresseerd in de kleigroeven van de keramische industrie bij Tegelen. Als conservator van het Teylers Museum gaf hij opdracht tot opgravingen. Uit de opgegraven zaden bleek dat er ooit een veel warmer klimaat had geheerst en hij hoopte ook daar schakels in de menselijke evolutie te vinden. Hij schatte de ouderdom van de kleilagen op een twee miljoen jaar.

 

Het landgoed ‘de Bedelaar’ wilde Dubois omvormen in een landschap zoals het er ooit bij Tegelen uitgezien zou hebben, hij wilde de oervegetatie van het gebied reconstrueren. Hij had daarbij een natuurpark voor ogen waarin de natuur zijn gang kon gaan en waar evenwicht zou ontstaan.

 

Hij liet zaden uit de tropen opsturen, plantte exotische bomen, legde een vogelbosje aan en veranderde hoogteverschillen in het landschap. Het 38 ha omvattende gebied werd van een open heidelandschap omgevormd tot een dicht bosgebied. Het voedselarme ven veranderde hij in een voedselrijk ven door verlaging van de waterstand, bemesting en introductie van exotische waterplanten. Naar verluid groeiden en bloeiden er een tiental soorten waterlelies.

 

Door verzuring is de soortenrijkdom van het ven inmiddels sterk verminderd, veel byzondere moerasplanten zijn verdwenen. De Bedelaar is nu een merkwaardige enclave in de omgeving en huisvest boom- en heestersoorten die hier niet van nature voorkomen. Er resteren nog weinig grote exoten, een paar sequoias staan er nog. Het landgoed met ven is privé-bezit. Een deel van het gebied is beperkt opengesteld voor wandelaars.

 

 

 

 

Villa ‘de Bedelaar’ op het landgoed, nov 1912 (met dank aan mevr. N. Hooijer)

Aanduiding bij de foto: “zijaanzicht huis (spoorlijn)” (Foto’s: Eugène Dubois)

 

 

De Villa

 

In eerste instantie bouwde Dubois slechts een houten huisje op het terrein, het diende als zijn buitenverblijf. Het bestaat nog steeds en is het buitenverblijf van de familie. In 1910 laat hij een stenen gebouw met een achthoekige toren neerzetten, een ontwerp door L. Wagemans uit Roggel. In de toren is de werkkamer van Dubois gevestigd. In 1931 is de toren verhoogd en ingericht als vleermuisverblijf. Een jaar voor zijn dood breidde Dubois het huis nog uit met een extra verdieping

 

 

 

                   

 

                               Villa ‘de Bedelaar’, 1912 

 

 

 

                               

 

                                             Villa ‘de Bedelaar’, jaar onbekend (1931 ?)

                                             op de bovenverdieping zijn de luiken verwijderd, de muren zijn gewit en de toren is verhoogd

 

 

                                                                                              

 

                                                                                                 berichtje uit de krant van 10 augustus 1939

 

 

De Vleermuistoren

 

In de Verenigde Staten werd in het begin van de eeuw geëxperimenteerd met de biologische bestrijding van malariamuggen. Het idee was dat insectenetende vleermuizen een natuurlijk bestrijdingsmiddel zouden kunnen zijn en geprobeerd werd vleermuizen te huisvesten in speciaal gebouwde onderkomens: piramidevormige torens. Dubois bouwde geïnspireerd door deze experimenten in 1916 een houten vleermuistoren naar verkleind Amerikaans model. De toren is in de jaren negentig gerestaureerd en is een rijksmonument. De vleermuistoren staat achter de gebouwen van ‘de Bedelaar’.

 

 

 

             

 

vleermuistorens in de VS (illustraties: internet)

 

 

 

de vleermuistoren gebouwd in 1916

 

 

 

De Uilentoren

 

In 1937 laat Dubois een drie verdiepingen tellende vijftien meter hoge stenen toren op het landgoed bouwen als verblijfplaats voor uilen en vleermuizen. De bovenste verdieping heeft ramen en er zijn dakkapellen met kleine openingen. De uilen dienden de knaagdieren kort te houden, de vleermuizen de insecten in te tomen. Via een stookkanaal werd de toren in de winter verwarmd opdat de vleermuizen zouden blijven. De uilentoren is voor zover bekend uniek in de wereld.

 

De toren herbergde in WO II onderduikers, één van hen heeft in de kap ‘Je Maintiendrai’ geschreven. In de jaren 90 is de toegangsdeur dichtgemetseld want er werd geregeld ingebroken en vuurtjes gestookt. Het dak raakte in verval en in de balken begon houtrot zijn tol te eisen. In 2011 is de toren gerestaureerd en daarmee van teloorgang gered. Onder begeleiding is het mogelijk de toren te bezoeken.

 

 

 

                          

 

                             de uilentoren werd gebouwd in 1937, de deur werd in de 90-er jaren dichtgemetseld

 

 

 

 

                                                                                                                        

                                                                                                                  

 

 


 

Hotel ‘de Bedelaar’

 

De Limburgse Staatsmijnen kochten het gebouw na de oorlog en gebruikten het als rusthuis voor beambten. Er werd aan de achterkant een vleugel bijgebouwd en de villa werd drie verdiepingen hoog. In de jaren zeventig namen de Zusters van Heythuysen het over en zij verbouwden de achtervleugel en voegden een kapel toe; de laatste drie zusters vertrokken in 1993. Het pand stond vervolgens twee jaar leeg, daarna deed het dienst als groepshotel en werd er vergader-accommodatie geboden. De torenkamer was de bruidssuite.

 

Woonvoorziening ‘de Bedelaar’

 

In 2008 is het pand verkocht aan de stichting Wonen Limburg. De stichting verhuurde het jaar daarop de villa aan de stichting Maatschappelijke Opvang Voorzieningen. Mensen met een psychiatrische achtergrond die niet zelfstandig kunnen wonen krijgen er een woonvoorziening.

 

 

 

                              

 

                             

 

                                 

 

                               Ansichtkaarten uit begin 60er jaren (1e rij), midden 60er jaren (2e rij) en 70-80er jaren (3e rij)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Bedelaar in 2007, inmiddels met drie verdiepingen en aanbouw. Dubois had in de toren zijn werkkamer.

 

 

 


 

Home Sterlocaties Leudal

 

 

 

 Site Leumolen